De lange loopbaan van
Bernard Bijvoet wekte vaak verwondering. Als
architect brak hij door aan het begin van de vorige
eeuw samen met zijn studievriend ir.J. Duiker
(1890-1935). Vrijwel gelijktijdig werkte hij in
Frankrijk samen met de ontwerper Pierre Chareau
(1883-1950). Maar hij was altijd zeer bescheiden over
beroemde werken. De architect bleef voor alles een
bouwer, een complete architect, die het werk zelf
liet spreken. Alleen de architectuur telde.
In 1925 vestigde Bijvoet zich in Parijs. Hij kwam in
aanraking met vele beroemdheden uit die dagen, zoals:
Robert Mallet-Stevens, Chareau, de beide Lurçats,
Beaudouin, Lods, Eileen Gray, Jean Badovici, Josephine Baker, Maurice Ravel,
Bodiansky en Le Corbusier. Als rechterhand van
Chareau genoot hij veel vrijheid. Het liefst werkte
Bijvoet in het werk zelf, hetgeen in Frankrijk
mogelijk was. De bekendste werken met Chareau
waren het Club-House voor het Grand Hôtel de
Beauvallon (1929) aan de Golfe de Saint-Tropez en het
woonhuis 'la Maison de verre' (1931) voor de Parijse
arts dr.J. Dalsace.
Het sluitstuk uit het tijdperk met Jan Duiker was het
Grand Hotel Gooiland (1936) in Hilversum. Bijvoet
voltooide het ontwerp van Duiker, waarna het bouwwerk
in Franse stijl werd gerealiseerd, met een door
Bijvoet ontworpen Grand Théâtre aan de achterzijde.
Eind jaren dertig was Bijvoet geassocieerd met E.E.
Beaudouin (1898-1983) en M.G. Lods (1891-1978).
Bij het uitbreken van de oorlog vluchtte Bijvoet,
zoals veel Parijzenaars, met zijn familie naar de
onherbergzame Dordogne. Afgezonderd van de wereld was
Bijvoets huis een geheim adres van de Résistance, de
Maquis.
Na de bevrijding keerde Bijvoet terug naar Nederland
en vestigde zich in Haarlem om een
samenwerkingsverband aan te gaan met de jongere
architect G.H.M. Holt (1904-1988). Daarnaast werkte
Bijvoet ook samen met andere collega's. Holt
bewonderde Bijvoet om zijn vakmanschap en gaf leiding
aan het bureau. Bij grotere projecten, waaronder
schouwburgen en culturele centra, werkten de twee
architecten meestal intensief samen. Bijvoet raakte
in deze periode gespecialiseerd in de akoestiek van
theaterzalen. Van 1946 tot 1979 was hij lid van de
Rijksschouwburgcommissie, aanvankelijk naast bekende
cultuurdragers als dr.Paul Cronheim, Eduard van Beinum,
prof.dr. Eduard Reeser en Johan de Meester.
Ir. Bijvoet ontving
een koninklijke onderscheiding en was Officier in de
Orde van Oranje-Nassau.
Meer
Ronald Zoetbrood, architectuurhistoricus
(1956-2004)
augustus 2000